Mijn opa Jacob Iman Moll werd geboren op 27 december 1917 te ‘s-Gravenhage(i), als enig kind van Antonie Jacobus Moll en Willemina Jonker. Zijn hele jeugd bracht hij door in Den Haag, waarover hij later in geuren en kleuren wist te vertellen. Zo rond zijn tachtigste, toen hij van zijn zoons een oude computer kreeg, schreef hij zijn herinneringen zelfs op. Bij het Haags Gemeentearchief vond ik beelden van de stad zoals hij die kende.
Herinneringen aan Den Haag in de jaren '20
Ik zal proberen een beeld te schetsen van Den Haag, zoals het was in de twintiger jaren, mijn schooljaren. Na de oorlog van '14-'18 bloeide de Nederlandse economie op. Het aantal werkenden nam toe, en omstreeks 1924 begon een periode van hoogconjunctuur. Er was nog geen televisie, zelfs nog maar weinig radio. Mensen gingen voor amusement naar het theater of de bioscoop.
De Wagenstraat, die loopt van het Wagenplein (nabij de Bierkade), dat nu weer Weversplein heet, tot de kruising Vlamingstraat-Venestraat-Spuistraat, speelde een belangrijke rol in het uitgaansleven van de Hagenaar, met de Scala, de Florabioscoop, de Tabaris en de Moulin Rouge. De Wagenstraat had tevens een belangrijke functie als winkelstraat. Onder andere de Firma H. Pander en Zn. was hier gevestigd. Het aantal kroketten dat soldaat gemaakt is in de broodjeszaken van Bak, Klink en Keyl, is niet te tellen.
Scala, “het Haagse Carré”, was erg in trek door de diverse operettes en varieté-programma's, en de revue's van Bouwmeester, met onder andere Buziau, een bekende komiek in die tijd. De meeste bioscopen vertoonden nog stomme films, maar grote theaters als Asta en City hadden al spoedig sprekende films. Zij hadden een groot orkest in de bak, en voordat de hoofdfilm begon — er was eerst wereld- en binnenlands nieuws — werd er een zogenaamd bühnenummer opgevoerd door artiesten uit de varieté-wereld. Ook hadden de beide bioscopen een concertorgel met een speeltafel van drie of vier klavieren, waarop een vaste organist speelde. De bekendste organisten waren Pierre Palla en Bernard Drukker, later opgevolgd door Cor Steijn.
Het hoogtepunt van de roem van de Boekhorststraat, 325 jaar oud en vernoemd naar de familie Bouckhorst die er ooit woonde, ligt in de jaren '20. Er waren allerlei winkels; van kleding tot snoep werd er verkocht. De winkeliers deden het goed ten tijde van de hoogconjunctuur. Er waren er grote zaken gevestigd als Vroom en Dreesmann en een aantal bioscopen: Thalia, Alhambra en later het Roxytheater. Ook de café's ontbraken er niet. Het grootste etablissement was de Mille-Colonnes, waar levende muziek werd gemaakt, of het grote orkestrion, een automatisch orgel, speelde.
En dan was er natuurlijk het Mosselenhuis, voorheen de zaak van Baan. Ook dit was een enorm café, of beter gezegd een bierhuis, want er werd geen sterke drank geschonken; het was een zogenaamde verlofzaak. Eigenaar J.B. van Vliet was een goede kennis van mijn vader. In de weekeinden klonk er levende muziek — piano, viool en cello. Achter in de zaak waren twee biljarts en in de wintermaanden werden er mosselen en bierworstjes verkocht. Wij kwamen er alle zaterdagavonden, en soms ook wel 's zondags.
Opgetekend door Jacob Iman Moll
- Was hij daarmee nu een Hagenees of Hagenaar? ↩